Mijn naam is Fenny van de Wal-Timmerman. Ik ben werkzaam als beeldend kunstenaar.
Vanaf 2004 beschik ik over een atelier in het pand Haagweg 4. Na de grote renovatie heb ik een atelier betrokken op de eerste verdieping (atelier B3). Daar werk ik nog steeds met veel plezier. De werkplek is heel inspirerend, vooral door de contacten met andere kunstenaars. De unieke situatie van veel kunstenaars in hetzelfde gebouw maakt het mogelijk veelvuldig ideeën uit te wisselen en elkaar te stimuleren.
Mijn activiteit bestaat hoofdzakelijk uit het schilderen met olieverf op linnen. Qua onderwerp kies ik voor het werken in series, bijvoorbeeld ‘Silverdale’, ‘Herinnering’ en ‘Mérigot’. Momenteel ben ik bezig met de serie ‘Leidse Hout’.
Over mijn werk heeft kunsthistoricus Michael van Hoogenhuyze een artikel geschreven, dat ik hieronder in zijn geheel citeer. Het stuk geeft een goed beeld van mijn werkwijze. De veelzeggende titel luidt: ‘Schilderijen van Fenny van de Wal, werk tussen landschap en fragment’.
Die werkwijze is de moeite waard om te beschrijven. Op het eerste gezicht lijkt het er op dat haar werk eenvoudig is te karakteriseren. Forse schilderijen, landschappen, vooral oevers van sloten en beken, maar net zó vrij geschilderd dat de expressie belangrijker is dan de gelijkenis. Haar werk is meteen herkenbaar als werk van Fenny. Het zijn niet zo maar landschappen. Zo lijkt elk schilderij een fragment te zijn van een stuk natuur. Zo’n fragment heeft meestal de schaal van een object, grote planten, een tak of een verzameling graspollen. Het ligt voor de hand om ze landschappen te noemen, maar de schaal van de getoonde elementen is kleiner, valt samen met die van het schilderij.
De eerste aanleiding voor een schilderij moet gevonden worden in een fragment dat ze werkelijk heeft gezien. Fenny trekt er niet op uit met een camera om in een groot aantal foto’s een geschiktmotief te vinden. De motieven lijken zich eerder aan haar op te dringen dan dat ze die zoekt. En aan één motief heeft ze vaak voor langere tijd genoeg. Ze ziet een interessant fragment en maakt daarvan een paar foto’s, drie of vier. Die foto’s bekijkt ze thuis aandachtig en zoekt er dan interessante details in. Het kunnen stukjes zijn van twee vierkante centimeter. Die details gebruikt ze om een schets te maken op papier. Als die schets goed uitpakt worden de kleuren onderzocht op kleine schilderijtjes. Pas daarna kan een begin gemaakt worden met een groot doek. Aan een groot schilderij is dus heel veel werk vooraf gegaan. Dat is vooral herkenbaar aan het feit dat elk schilderij van Fenny gerealiseerd is met de opperste concentratie. De lange voorbereiding van elk schilderij maakt het mogelijk de nodige spanning in het werk te behouden.
Het begon met een incident, het zien van een fragment in de natuur. Door de schilderijen te noemen naar de locatie van de eerste foto’s, blijft de relatie met een fragment uit de werkelijkheid manifest en bewust benadrukt. Maar uiteindelijk is dat fragment opgeblazen tot een landschap op groot formaat; het gefotografeerde motief is niet of nauwelijks te herkennen. Zo’n schilderij is het resultaat van een lange zoektocht waarbij de nodige ontdekkingen en doorbraken nodig zijn. Constant in het werk is de kijkrichting. De wereld wordt enigszins van boven bekeken. Meestal is er geen horizon te zien. Toch geven de schilderijen een gevoel van ruimtelijkheid. De laatste jaren zijn haar schilderijen dramatischer geworden. Donkere en lichte passages of delen met totaal verschillende kleurstelling gaan met elkaar in dialoog of vormen een conflict. Die landschappen kunnen daarmee dreigend en geheimzinnig worden. Het werk van Fenny is een ode aan het olieverfschilderij. Transparantie, spiegeling, relief, verschillende penseelstreken maken het mogelijk aan de hand van de schilderijen de wereld te zien als een spel van licht en transparantie. De schilderijen blijven herkenbaar als werk van Fenny van de Wal, ook al variëren ze van lyrisch tot dramatisch. Bovenal bieden ze de mogelijkheid om te genieten van pure schilderkunst.’